Gimmick, Oesters en Doelgroep

Gimmick
Een cover moet er glimmend en gelikt en lekker uitzien. Ook al weer niet waar. Een cover moet opvallen,en dat kan op veel manieren. In de winkel moet je denken: wat gebeurt dxe1ar? Hebben ze zich bij Intermediair vergist?, is er iets misgegaan bij het drukken?, die cover lijkt wel afgescheurd.  Lijkt! Allemaal expres gedaan, is bewust zo vormgegeven, past prima bij het thema  van deze maand: ‘scheiden’. De ene keer val je op met een geweldige tekst, de andere keer met een unieke coverfoto, de keer daarna, altijd bingo, met het woord ‘euronummer’. En soms met een vormgeefgimmick. Een echt kogelgat in de misdaadspecial. Een witte cover met een schijnbaar doodgeslagen vlieg, zo knap vormgegeven dat je in de winkel denkt: waarom maken ze dat niet even schoon? Een meegelayout levensecht geeltje waarop staat ‘meteen kopen’. Een schijnbaar compleet verfrommelde cover, daarna weer gladgestreken, daarna gefotografeerd, alles functioneel want het thema van de maand is vandalisme. Rechtsboven een ezelsoor in de cover vormgegeven. En dan het 50-jarig jubileum van het tuinblad GARDEN. De cover was van zaadmatjespapier en gexefmpregneerd met minuscule zaadjes van tuinkruiden. Leg de cover op een natte krant! De volgende morgen waren de zaadjes beginnende plantjes- en ze vormden het getal 50. Twéé GARDENS gekocht en steeds maar gezegd: heeft de cover al water?

Oesters
Je bent een culinair blad en je doet voor de zoveelste keer iets met oesters. Ga er maar aan staan, als koppenmaker. Dan maar een citaat uit de wanhoop-la. In de Australische Delicious boven een geweldige oesterproductie:’He was a bold man that first ate an yoster” (Jonathan Swift).

Doelgroep
Wanneer had ik voor het eerst met doelgroepen te maken? In militaire dienst. Op maandagavond, na het verlofweekend, hield ik liefdesbrieven-spreekuur. Voor mijn maten Johan en Willem, en voor iedereen die langs kwam, maakte ik de ene wervende brief na de andere. Er was geen email, geen sms, nauwelijks telefoon, maar er was wel: Better Love Letter, de naam van mijn schrijfbedrijfje. Met wie ben je het weekend uit geweest Willem? Met Jannie. Blond, lang haar, favoriete zanger, beroep, wel/niet mee geslapen, kleur lippenstift? Nu we het toch over tijdschriften hebben: het kon me niet gedetailleerd genoeg, je moet je doelgroep helemaal kennen om een authentieke brief te kunnen maken. Zo zo, moest Jannie op woensdag denken: die Willem let op de kleine dingen! En wat zegt-ie dat onverwacht mooi! Het moest natuurlijk een typische Willem-brief zijn. Willem was een goedzak, ik (Willem) stelde dus voor het komende weekend naar een bepaalde film te gaan, maar alleen als Jannie daar zin in had, voor Willem moest ze dat zeker niet doen. Johan was van ons peloton het meest belezen, dus een citaat uit de enige toevallig aanwezige roman was een indrukwekkend begin. Soms waren de doelgroepwensen van de collega maten specifiek: eindelijk de nacht met haar doorgebracht, spijt van het uitmaken, ik hou meer van haar dan van De Graafschap, ruzie gehad, haar lievelingshond Snuit ernstig ziek. Je had bij elke brief met twxe9xe9 doelgroepen te maken: het meisje in het verre dorp én de afzender-korporaal. In de brieven van Herman schreef ik soms een spelfout. Dat was in een brief van Herman volstrekt redelijk. Bovendien kan van een goed geplaatste taalfout een grote ontroering uit gaan. Het spreekuur heeft een vol jaar geduurd, toen zwaaide de schrijver af. Na een jaar of vijf was de eerste reunie. Sergeant Willem kwam met zijn echtgenote Jannie (blond, lang haar). Al vijf jaar gelukkig. Bij de lunch zat ik naast haar. Ze vertelde, na mijn lullige vraag, over het hakkelende begin van hun verkeringstijd. Aan-uit-aan: op zondag uit, na een brief weer aan. Ik beet mijn tong af. Ik kende alle details. Dus vertelde ik Jannie niet hoe ik haar, vijf jaar geleden, gezeten in een afgeschermde hoek van de soldatenzaal achter het bord Better Love Letter, met welgekozen doelgroepzinnen naar de rand van Willems hoogslaper formuleerde.