De lessen van bladenmaker Rob van Vuure

Rob van VuureVerzamel ik het tijdschrift Wendingen of verzamel ik tijdschrift-ideeën? Ik zit en zat in het tijdschriftenvak, specifieker: het bladenmakersvak. Hoe hou je een blad leuk, hoe blijft het spannend, wat verkoopt en wat verkoopt niet, hoe val je op in de kiosk, hoe dit hoe dat hoe zus hoe zo. Ik was hoofdredacteur van Libelle, van Playboy, van Viva, om maar een paar uitersten te noemen. Ook schreef ik boeken over bladformules.

Zo, genoeg cv. Maar het was even nodig. Soms mompelt iemand tegen mij: ‘Best goed bedacht’. Je schudt dan wat met je hoofd, je doet dan wat met je schouders. Maar sinds een paar jaar weet ik mij een houding te geven. Ik zeg: ‘Ach, goed bedacht, geloof me: het is bijna 100 jaar geleden ook al een keer bedacht’.

Alom verwondering. Ik noem dan Prof. H. Th. Wijdeveld (1885-1987, ja hij werd 102 jaar oud). Prof. Wijdeveld was hoofdredacteur en inspirator van het tijdschrift Wendingen, 116 afleveringen tussen 1918 en 1931, heel veel Amsterdamse School. Waarschijnlijk zonder dat hij het ambieerde, was collega Wijdeveld vooral ‘bladenmaker’, een beroep dat toen nog niet bestond. Ik heb hem wel eens voorgedragen voor een postume Mercur d’Or, de hoogste onderscheiding in tijdschriftenland, een prijs die jaarlijks wordt uitgereikt.

Wat is zoal bedacht, de laatste twintig jaar op het gebied van bladenmaken? En wat deed bladenmaker Wijdeveld al rond 1920?

1) EEN GASTHOOFDREDACTEUR
Een heel nummer over éen persoon. Veel tijdschriften gebruiken die techniek, ik ben ondertussen al dertig gasthoofdredacteuren tegengekomen. Bijvoorbeeld: voor éen week Astrid Joosten (gast)hoofdredacteur van Margriet. Verkoopt iets extra. Bladenmaker Wijdeveld bedacht zoiets al in 1925. Aan veel architecten werd een complete Wendingen gewijd.

2) HERHAAL JE SUCCESSEN
Als iets mooi is en ‘werkt’, doe het dan gewoon nóg een keer. Bladenmaker Wijdeveld deed dat regelmatig. Alleen écht creatieve mensen durven zich te herhalen, die zijn niet bang voor hoon. Eén voorbeeld: twee keer een hele Wendingen over de architect Dudok, in 1924 en in 1928.

3) THEMANUMMERS
Je wordt er nu mee doodgegooid, maar bladenmaker Wijdeveld deed al niets anders, net na de Eerste Wereldoorlog. Amsterdam Zuid (1923). Albert Hahn (1928). Park Meerwijk Bergen (1918). Jan Toorop (1918). De Van Nelle fabriek (1930).

4) IETS EXTRA’S
In het beroemde houtsnedennummer van eind 1919, met echte houtsnedes, zat een losse extra houtsnede. Er stond nog net niet op de cover: ‘Met gratis extra’.

5) GEEF DE COVER MEERWAARDE
Regelmatig was de cover van Wendingen een echte litho. Jan Sluijters, Jan Toorop, Hildo Krop. Je kreeg geen tijdschrift, je kreeg een litho.

6) VERZAMEL ELEMENT
De jaargangen 1925 en 1926 waren in het geheel gewijd aan de beroemdste architect van de wereld: Frank Lloyd Wright. Zeven Wendingen lang ging het over Wright, twee jaar lang.

7) ONDERSCHEID
Het formaat van Wendingen was voor die tijd, en trouwens nu nog, afwijkend. Vierkant, en geen nietjes. Met Japans raffia werd het ingebonden, wat het bijzonder maakte.

8) BELANG VAN VORMGEVING
De vormgeving van Wendingen is indrukwekkend. Wat ook kwam omdat er steeds andere vormgevers gevraagd werden. Ook aan de typografie werd ultieme zorg besteed. Elke keer verrassend, elke keer een lust voor de zinnen.

9) OP TIJD VERRASSEN MET DE INHOUD
Wendingen was een en al Amsterdamsche School maar opeens ging het zomaar over Zweedse architectuur, over Deense architectuur, over Australische architectuur (1927). In 1928 ging een hele Wendingen over Russische iconen.

Met wat demagogie zou ik tot vijftien gangbare bladenmakerswetten-2017/2018 kunnen komen. Vijftien inzichten en ‘coverwetten’ die stuk voor stuk dus al rond 1920 zijn bedacht en in de praktijk zijn gebracht. Door hoogleraar/architect/bladenmaker Prof. Hendrik Theodorus Wijdeveld. Toen hij honderd jaar werd, verscheen zijn autobiografie ‘Mijn eerste eeuw’. Twee jaar later overleed hij. Maar in zijn tweede eeuw is hij nog springlevend, voor verzamelaars en voor bladenmakers.